Sinds ik uit Nederland weg ben, echt weg ben – huis verkocht, geen plek meer om snel en makkelijk naar terug te keren – is er soms een gevoel van onbehagen. Als emigrant ben je zo ontzettend kwetsbaar, sociaal gezien. Je hebt geen of een heel klein netwerk. Niet dat sociale netwerken in Nederland zijn wat ze vroeger waren, maar toch… er zijn altijd wel mensen die spontaan opspringen om je te helpen. Ik heb me er altijd veilig gevoeld. Als mensen zich zouden realiseren hoe het is om als vreemdeling in een land te wonen, zouden ze weten dat een vluchteling niet voor niets huis, haard en alles wat bekend is achterlaat. Dan is er iets aan de hand. Of het nu oorlog of armoede is dat je drijft, je thuis verlaten is moeilijk. Je wortels doorsnijden doet pijn. Als iedereen zich dat nu eens zou bedenken, dan zouden we niet van die achterlijke vooroordelen rondom vluchtelingen hebben.

Wanneer is gelukszoeker een vies woord geworden?

Ik begrijp echt niet hoe en wanneer gelukszoeker een vies woord is geworden. We zoeken toch allemaal geluk? Is dat niet de ultieme menselijke conditie? Tegenwoordig wordt het woord gelukszoeker gebruikt om een medemens aan te duiden die op onheuse wijze de Westerse rijkdom komt opsouperen. Het heeft niet meer de oorspronkelijke betekenis en dat vind ik zo erg. Het tekent ons gebrek aan empathie.

De Westerse maatschappij ziet alleen wat zij kwijt zou kunnen raken, niet wat zij een ander zou kunnen geven in de vorm van veiligheid en een beter leven. Uit angst om al die overvloed maar iets kleiner te zien worden, schetst zij een beeld van de vluchteling als sluwe uitzuiger die eigenlijk alleen maar komt om zichzelf te verrijken.

Mensen klimmen met hun kleine kinderen in bootjes, verkiezen het gevaar van de zee boven het leven dat ze kenden en alles wat men hier zegt is: ‘Kijk eens, ze hebben smartphones. Het zal vast wel meevallen daar. Het zijn gewoon gelukszoekers.’ Terwijl ze zich alleen maar hoeven inbeelden dat ze zelf ooit in een ander land opnieuw zouden moeten beginnen om te begrijpen dat het noodzaak en noodlot zijn die deze mensen drijft en niet hebzucht en goudkoorts.

Je wortels houden je vast, al snijd je jezelf nog zo vaak los

Ik denk regelmatig ‘wat doe ik hier in vredesnaam?’ Maar ik heb de keuze, ik kan terug en het is juist die gedachte die me op de been houdt tijdens de momenten dat ik zo ontzettend graag op de koffie zou willen bij een vriendin of mijn familie even in levende lijve zou willen zien. En feitelijk ben ik altijd aan het kijken naar manieren waarop ik het allemaal kan hebben. Hoe ik zowel in Nederland als elders kan zijn. Maar Nederland is altijd de stabiele factor.

Decennia nadat mensen uit hun eigen land zijn vertrokken houden ze nog vast aan de gewoontes van het thuisland. Kijk eens naar de Nederlanders die in de naoorlogse emigratiegolf naar Australië, Canada en de Verenigde Staten vertrokken. De Perzische tapijtjes liggen nog op de donkereiken eettafels met daarboven de scheepjeslampen. Het lijkt soms of je teruggaat in de tijd. Zij waren ooit economische gelukszoekers – vluchtelingen van de soort die er bij ons echt niet in mogen – maar niemand zag dat als iets negatiefs. Op de één of andere manier lijkt het anders te zijn wanneer de zoekenden niet Westers zijn of als het óns land is waar ze in willen.

We meten met verschillende maten

Hier in Ierland, het land van de Europese vluchteling bij uitstek, zouden ze als geen ander moeten weten hoe het is om vluchteling te zijn. Door de eeuwen heen waren er vaak momenten waarop vele Ieren geen andere uitweg zagen dan hun geliefde land verlaten. En diegenen die tijdens de hongersnoden vertrokken wisten dat ze hun land waarschijnlijk nooit meer zouden zien. Niet voor niets werden er op de avond voor vertrek wakes georganiseerd door de achterblijvers. Men was zich er van bewust dat degene die vertrok net zo goed dood zou kunnen zijn, zo onbereikbaar zouden ze worden. Het enige dat die gedachte draaglijk maakte, was de wetenschap dat juist het vertrek het verschil zou kunnen betekenen tussen leven en dood.

Je zou denken dat in dit land er meer oog zou zijn voor de noden van de huidige vluchtelingenstromen, maar niets is minder waar. Hier lees ik net zo goed kortzichtige en egoïstische tirades tegen de komst van ‘die handophouders’. Vooroordelen die handig gevoed worden door diegenen die er baat bij hebben dat mensen elkaar wantrouwen.

Iedereen blijkt menselijk als ze zich in een ander verplaatsen

En toch… wanneer ik, als buitenstaander, me dan hardop verbaas over de reacties gezien het eigen verleden van de Ieren, merk ik wel dat men stopt… denkt en dan wel genoeg afstand kan nemen om inderdaad de ironie van de situatie te zien. Ik heb het net zo goed tijdens gesprekken in Nederland gehad, dat men omdraaide als een blad aan een boom wanneer ik vroeg wat er nodig zou zijn voor mijn gesprekspartner om huis en haard te verlaten om waarschijnlijk nooit terug te kunnen keren. ‘Heel veel ellende.’ was dan het ontnuchterde antwoord.

Blijkbaar is dat vaak het enige dat nodig is: het andere perspectief laten zien. Dat geeft hoop. Mensen zijn niet slecht. Ze zijn vooral angstig. Angstig om te verliezen wat ze hebben. Wanneer ze inzien dat een vluchteling alles al heeft verloren beseffen ze hoe goed ze het eigenlijk hebben.

En als ze dan nog verder kijken zien ze dat alles uiteindelijk een keuze is. Als er genoeg geld is om aandeelhouders een cadeautje te geven, als er genoeg geld is om ruimte expedities op touw te zetten, als er genoeg geld is om voetballers miljoenen salaris te geven, dan moet er wel genoeg zijn om de armen en ontheemden van de aarde op te vangen. Dat is menselijk. Of heeft het woord menselijk ook haar betekenis verloren?

Spreekt dit je aan? Deel deze pagina met je netwerk, zodat mijn werk nog meer mensen bereikt! Bij voorbaat dank…

You're not allowed copy content without my permission. Contact me if you want to use my content.