Ik ben opgegroeid in een dorp onder de rook van Rotterdam. Het was zo’n gemeenschap waar agrariërs nog duidelijk aanwezig waren. We hadden schuurfeesten en tijdens een vrije dag kon je je me meestal op de boerderij van m’n vaders ouders of in het statige dijkhuis van m’n moeders moeder vinden. Ik kwam uit een grote, hechte familie, al generaties geworteld in het dorp en de directe omgeving. Bij mijn geboorte had ik daardoor als een duidelijke plaats. Als groeide tijdens mijn jeugd de bevolking van ons dorp gestaag door, toch had ik het idee dat ik iedereen kende. Tot in de jaren negentig onze gemeente werd aangewezen als Vinex-locatie. Voor mij betekende dit het het einde van een manier van leven.

Ons land werd voor een groot deel onteigend. Waar ik als meisje op m’n knieën naast opa in de kweekbedden zat, is nu recreatiewater. Wat overbleef was een boerderij met te weinig land. Mijn vader en oom – inmiddels de eigenaren van de boerderij – besloten het bijltje erbij neer te gooien. Mijn boerenfamilie was geen boerenfamilie meer, na generaties lang het land bewerkt te hebben, soms vloekend en tierend, maar altijd vol overtuiging.

Van dorp naar stad naar… stadsdeel?

Terwijl dit alles plaatsvond – de onteigening en het uit de grond stampen van wat eigenlijk een compleet stadsdeel was – studeerde ik in Leiden en op afstand leek er niet zoveel veranderd. De boerderij zelf was er nog steeds, net als de meeste mensen. Voor mij kwam het besef dat er iets onherroepelijk veranderd was, nadat ik, samen met mijn lief, weer terugverhuisde. We kochten een huisje aan de dijk waar mijn moeders familie vandaan kwam.

Wanneer ik vroeger over die dijk liep of fietste, kwam ik altijd bekenden tegen. Je zei elkaar gedag en had een praatje. Maar naarmate de wijk groeide veranderde dat. De mensen die ik zag kende ik niet en ze zeiden niets, nog geen ‘goedemorgen’. Veel van de oude bekenden trokken weg naar groener oorden. Toen we hoorden dat – ondanks eerdere beloftes dat dit niet zou gebeuren – het land direct achter ons volgebouwd zou worden, was het genoeg. Ook wij vertrokken.

Van langzame relaties naar een snelle samenleving

Pas jaren later besefte ik wat deze veranderingen voor mij betekend hadden. Met het verdwijnen van onze gemeenschap zoals ik hem kende, verloor ik mijn gevoel van ergens bij horen, van saamhorigheid. Wanneer ik terug ben in ‘mijn’ dorp, is er geen gevoel van herkenning. Het lijkt niets meer op het thuis uit m’n kinderjaren. Ik voel er niet de saamhorigheid die ik ken vanuit mijn jeugd, de langzame relaties die gegroeid waren over generaties heen. Alles is snel. Mensen lijken langs elkaar heen te leven, elkaar niet te zien. En die grote, hechte familie van mij? Eerlijk gezegd zien we elkaar veel te weinig. De saamhorigheid van toen lijkt bedolven onder miljarden bakstenen.

Ik heb last van solastalgie

Er is een term voor wat ik hierboven beschrijf: solastalgie. Dat betekent zoveel als het voelen van psychische of existentiële stress, ten gevolge van ingrijpende veranderingen in een (woon)omgeving. Oftewel, solastalgie is het verschijnsel dat je hart gewoonweg zeer doet, omdat de wereld zoals jij die kent niet meer bestaat. Toen ik deze term voor het eerst las, begreep ik waarom ik nergens leek te aarden. Waarom die eerste high van het eigen maken van een nieuw huis elke keer zo snel implodeerde, wanneer ik m’n plek probeerde te vinden in de nieuwe micro-maatschappij waar ik me bevond. Ik zocht gewoon naar m’n wortels. Vergeefse moeite, want de vertrouwde wereld van m’n jeugd bestond niet meer. En verhuizen naar gemeentes die enigszins leken op die van mijn jeugd had weinig zin, want daar bleef ik altijd import. Tenminste, als ik op zoek bleef naar saamhorigheid in exact dezelfde vorm zoals ik die kende vanuit mijn dorp.

Het zijn de mensen die het hem doen

Als je nagaat dat er in Nederland tussen 1996 en 2012 1.214 vierkante kilometer landbouwgrond (en wel 550.000 hectare tussen 1950 en 2016) is verdwenen, kun je wel bedenken dat ik niet de enige ben die hiermee te maken heeft. Heel veel mensen hebben van de langzame relaties op het platteland moeten wennen aan de snelle wereld van een verstedelijkte omgeving. Want dat er nog steeds relaties zijn, staat buiten kijf. Ze komen alleen anders tot stand.

Mensen zijn gemaakt om zich te verhouden tot andere mensen. Wij zijn sociale dieren en zonder betekenisvol sociaal contact voelen wij ons geïsoleerd. Het is zelfs zo dat eenzaamheid ontzettend gevaarlijk is voor onze gezondheid. Het vergroot onze kans om vroegtijdig te sterven met maar liefst 45 procent. Saamhorigheid is dus van levensbelang. Het zijn uiteindelijk de mensen om je heen die een huis thuis maken.

Het Dunbar-getal en de VINEX

Tegelijkertijd zijn we als mens niet in staat meer dan ongeveer 150 sociale relaties aan te gaan. Meer verbindingen kunnen onze hersenen gewoonweg niet aan. Een overzichtelijke gemeenschap is dus fijn voor ons brein en voelt veilig. Dat wil niet zeggen dat we onherroepelijk in de war raken, als de groep waarin we leven een veelvoud van die 150 mensen wordt. Misschien in het begin, maar we zijn wel slim genoeg om onze sociale strategieën zo aan te passen, dat we weer een behapbare kring van mensen om ons heen creëren. Dit vergt echter andere omgangsvormen dan in een kleine gemeenschap, waar jouw plaats al door je voorouders bepaald wordt. Die langzaam ontstane relaties veranderen in wat ik, voor het gemak, snelle relaties zal noemen. Dit zijn relaties die pas kunnen ontstaan nadat jij je actief in een nieuwe gemeenschap introduceert, maar die vervolgens snel tot diepgang en saamhorigheid kunnen leiden.

Stadse saamhorigheid of dorpse saamhorigheid? Als we maar samen zijn

Dat verklaart meteen voor een groot deel waarom het voor mij als introvert niet altijd gemakkelijk voelde om opnieuw te beginnen. En waarom anderen zo moeiteloos lijken te passen, wanneer ze naar een stad verhuizen. Er zitten trouwens ook voordelen aan stadse saamhorigheid. Waar dorpse saamhorigheid vaak op familiebanden stoelt, rust stadse saamhorigheid meer op gezamenlijke interesses. Er is vaak meer ruimte voor individuele voorkeuren. Voor degenen onder ons die geneigd zijn zich aan te passen, kan dat een enorme berg vrijheid opleveren.

Voor mij was het vooral belangrijk om erachter te komen wat er nu al die tijd zo knaagde, zodat ik weer voorwaarts kon. Doordat ik m’n onbewuste drijfveren ondertussen ken, kan ik bewust kiezen waar ik wil wonen en met wie ik wil zijn. Ik zal altijd met weemoed blijven denken aan die zomerdagen op het land, maar ik kan tegelijkertijd ontzettend blij zijn met de mensen bij wie ik nu hoor.

Dit artikel verscheen het eerst in digitaal magazine DURF!, waarvoor ik eindredactie voer en regelmatig schrijf.

Spreekt dit je aan? Deel deze pagina met je netwerk, zodat mijn werk nog meer mensen bereikt! Bij voorbaat dank…

You're not allowed copy content without my permission. Contact me if you want to use my content.